Gemeente Putten

Historie van Putten

De geschiedenis van Putten gaat terug tot het jaar 855, in dat jaar duikt voor het eerst de naam Putten op in de akte van Folckerus. In deze akte wordt Putten aangeduid als buurtschap of dorp en waarin is vastgelegd dat er goederen worden overgedragen aan het klooster van Werden, dicht in de buurt van Essen in Duistsland.

Nadat in de tiende eeuw er een kerk is gesticht wordt Putten een kerkdorp (kerspel) van een aaneenschakeling van buurtschappen. Het grondgebied van toen besloeg ook delen van Nijkerk en Voorthuizen. Pas in 1416 werden Nijkerk en Voorthuizen van het kerkdorp losgemaakt.

Tot het jaar 1530 bestaan Putten en Nijkerk één scholtampt, daarna is Putten een zelfstandig scholtampt. Na allerlei bestuurlijke wijzigingen in de organisatie van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland, het Franse keizerrijk en het Koninkrijk der Nederlanden wordt het de gemeente Putten.

 

Putten bestaat uit bos en heide maar voornamelijk uit agrarisch gebied, waarvan de boerderijen behoren tot het bezit van de drie kloosters: Elten, Werden en de Abdinckhof te Paderborn. Nadat het klooster van Werden in geldnood kwam werd in 1559 het bezit verkocht aan Abdinckhof.

Tot 1803 worden de bezittingen bestuurd door een rentmeester (kellenaar), gevestigd op een ‘hof’, de Kelnarij. In dat jaar worden bezittingen onttrokken aan het kerkelijke gezag de zogenaamde secularisatie. De Kelnarij is in 1940 afgebroken.

 

Tot 1608 was er een rooms-katholieke pastoor werkzaam in de Pancratiuskerk, hierna werd de bevolking voornamelijk protestants slechts een klein deel bleef rooms-katholiek. Deze ommezwaai kwam doordat einde zestiende eeuw de reformatie Putten bereikte.

 

Door oorlogsgeweld is in de 15e, 16e en 17e eeuw het dorp door oorlogsgeweld tenminste vijfmaal door brand verwoest. Het deels platbranden van Putten en het wegvoeren van 659 mannen in oktober 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft diepe sporen in de gemeenschap achtergelaten, van de weggevoerde mannen hebben er 552 het leven gelaten. Ter nagedachtenis is op 1 oktober 1949 een monument en een herdenkingshof door Koningin Juliana onthuld.

 

Tot op heden is de agrarische sector van belang gebleven en is daarnaast vooral toerisme en recreatie vanaf het midden van de twintigste eeuw een belangrijke inkomstenbron geworden. Ruimtelijke ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog voltrok zich in noordelijke en oostelijke richting en is kleinschalige en schone industrie ook toegenomen.